Het centrale thema voor de Themazondagen 2018-2019 is immaterieel en materieel erfgoed. Tijdens de Themazondagen met de culturele onderwerpen – ‘Indische eetcultuur’ (9 december 2018) en ‘Indische muziek’ (20 januari 2019) en verrassend ook bij de onlangs gehouden Themazondag met het technisch onderwerp ‘Beheersing van de waterhuishouding toen en nu’ op 17 februari jl. – bleek de keuze voor deze invalshoek op zijn plaats.

De vraag of in de architectuur ook sprake is van immaterieel en materieel erfgoed, komt aan bod tijdens de Themazondag ‘Het behoud van de Nederlands-Indische architectuur en stedenbouw’ op 24 maart 2019. Dan is er ook aandacht voor een aantal architecten en hun ontwerpen in Nederlands-Indië.

Kali Besar Jakarta

Sprekers en dagvoorzitter





Pauline van Roosmalen onderzoekt en publiceert over koloniale en postkoloniale architectuur en stedenbouw in Nederlands-Indië en Indonesië. Ze studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en promoveerde aan de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit in Delft. Haar dissertatie beschrijft de stedenbouwkundige ontwikkelingen en de professionalsering van het vak stedenbouw in Nederlands-Indië tussen 1905 en 1950. Ze is oprichter en directeur van PKMvR heritage research consultancy. PKMvR houdt zich bezig met diverse aspecten van (koloniaal) gebouwd erfgoed: onderzoek, publicatie, presentatie, communicatie, behoud en ontwikkeling. Van Roosmalens gepubliceerde werk is integraal te vinden op www.PKMvR.nl.

Samenvatting: Denken en praten over koloniale architectuur en stedenbouw in Indonesië is zowel uitdagend en prikkelend als frustrerend en ontmoedigend. De reden hiervoor is even eenvoudig als gecompliceerd: de sinds 1942/1945/1949/1957 fundamenteel gewijzigde politieke verhoudingen tussen Indonesië en Nederland en alles wat daaruit voortvloeit. Dat laatste komt er, kort samengevat, op neer dat, afhankelijk van iemands politieke kleur, vanaf een van de vermelde jaartallen dat wat ‘van ons’ (lees: Nederland) was, niet langer als vanzelfsprekend ‘van ons’ is. Hoe deze conditie van invloed is op de omgang van Nederland en Indonesië met koloniale architectuur en stedenbouw in Indonesië staat centraal in deze inleidende lezing.





Obbe Norbruis studeerde architectuur en stedenbouw in Delft. Hij deed onderzoek op dat gebied, en werkt(e) als adviseur in Nederland voor diverse bureaus en talloze gemeenten. Geïnteresseerd in de architectuur en stedenbouw uit het koloniaal verleden, breidde hij zijn onderzoeksveld uit naar Indonesië. In juli 2019 zal hij hierover een viertal colleges op de VU/HOVO in Amsterdam geven.

Samenvatting: Norbruis spreekt niet over Hulswit-Fermont-Cuypers en hun meest productieve architectenbureau in Indië. Daarover verschenen in 2018 twee boeken van zijn hand: Alweer een sieraad voor de stad en Architectuur met vlag en wimpel. Hij laat hun verhalen aan de Nederlandse lezer over. Het is nu aan Indonesië om te weten wat het zoal aan Nederlandse architectuur – lees monumenten – bezit. In Indonesië groeit de belangstelling, maar Norbruis constateert; ‘als je niet weet wat je in huis hebt, kun je er ook niet zuinig op zijn’. Hij laat diverse markante panden zien, verhaalt over de verschillende ontwerpers, de architectuur en de stedenbouwkundige context. Ook Hulswit, Fermont en Eduard Cuypers komen weer voorbij, maar nu zijdelings.





Juliette Roding is universitair docent kunst- en architectuurgeschiedenis na 1550 aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek richt zich op de contacten tussen de Nederlanden en het Noord- en Oostzeegebied in de periode 1550-1800 en de Noord-Europese hofcultuur. Momenteel bereidt zij met Steffen Heiberg een internationale monografie over Christian IV van Denemarken voor, die in 2019 zal verschijnen. Zij is betrokken bij het Gerson Digital-project van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD) in Den Haag en hoofdredacteur van de BONAS-reeks over Nederlandse architecten en stedenbouwkundigen in de 19e en 20e eeuw.

Samenvatting: Veel Nederlandse architecten trokken in het begin van de 20e eeuw naar het zich snel ontwikkelende Nederlands-Indië. Het was de ‘gouden periode’ van de Nederlandse architectuur in de tropen. Cosman Citroen (1881-1935) bepaalde tijdens het interbellum in belangrijke mate het beeld van de stad Soerabaja. Zijn belangrijkste werk is ongetwijfeld het gemeentehuis dat traditie aan moderniteit bindt en dat perfect is ingesteld op het tropische klimaat. Citroens laatste ontwerp is het gebouw voor de Borsumij. Door zijn opleiding aan de bekende Quellinus school in Amsterdam, behoorde ook toegepaste kunst tot zijn domein. Dit is goed te zien in het luxueuze interieur van de villa Tan Tjwan Bie. (De lezing is gebaseerd op het proefschrift en de daarvan afgeleide BONAS-publicatie van Joko Triwinarto Santoso).





Frederik Erens is historicus en heeft zich gespecialiseerd in de geschiedenis van de Baltische landen en de koloniale geschiedenis. Daarnaast heeft hij een grote belangstelling voor architectuur en toegepaste kunst, met name uit de periode 1890-1940. Hij geeft les aan diverse HOVO-instellingen en begeleidt cultuurhistorische reizen naar de Baltische landen en Midden-Europa.

Samenvatting: Als we de culturele ontwikkeling van Nederlands-Indië aan het begin van de 20e eeuw beschouwen, kan Moojen met recht een baanbreker worden genoemd op het gebied van de moderne, rationele bouwstijl. Moojen kwam in 1903 aan in Nederlands-Indië en stichtte als een van de eersten een professioneel architectenbureau. Hij hekelde de toenmalige bouwpraktijk en stelde daar een rationalistische bouwkunst tegenover, die ook was aangepast aan de tropische omstandigheden. Hij liet zich inspireren door de moderne architectuur van H.P. Berlage. Moojen was een onvermoeibaar pleitbezorger van de Europese en de Indonesische cultuur. Hij was oprichter en voorzitter van de Bond van Nederlands-Indische Kunstkringen, en werd beschouwd als een autoriteit op het gebied van de Balinese bouwkunst.





Ralph Kneefel is dagvoorzitter.
Als gepensioneerd kolonel van de Koninklijke Luchtmacht, repatrieerde hij als zoon van een KNIL-militair in 1950 op negenjarige leeftijd naar Nederland. Met als hobby genealogie begon hij op latere leeftijd zich te verdiepen in de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië. Sedert 2004 is hij voorzitter van de Stichting Indisch Erfgoed. In de afgelopen jaren was hij als bestuurslid verbonden aan zorg- en andere organisaties





Plaats en tijd

  • De Themazondag ‘Het behoud van de Nederlands-Indische architectuur en stedenbouw’ vindt van 11.00 uur tot 15.00 uur plaats in het Reünie- en Congrescentrum Kumpulan  op het Landgoed Bronbeek, Velperweg 147, 6824 MB Arnhem.
  • Ontvangst vanaf 10.00 uur, de zaal is open vanaf 10.30 uur.

Toegang

  • De toegangsprijs voor het dagprogramma is € 28,50 p.p. (inclusief koffie of thee met spekkoek, Indisch buffet en een consumptie).
  • De entreebewijzen zijn te bestellen via tab Themazondagen op de website van Reünie en Congrescentrum Kumpulan à omlaag scrollen.
  • Er zijn 250 plaatsen beschikbaar.
  • Vrij parkeren op eigen terrein.
  • Honden zijn niet toegestaan.

Informatie

Deze Themazondag is de vierde in een reeks van vijf. De laatste Themazondag is:

14 april 2019 — ‘Het behoud van Indische kunst in Nederlandse musea’

Sprekers: Thijs Schoonderwoerd, Jan de Hond, Pauljac Verhoeven en Frans Leidelmeijer.




Indisch koken (KIEN)
Stichting Erfgoedplatform Apeldoorn
Social media
Facebook
Twitter
LinkedIn